Gevolgen voor de natuur

Wanneer is een locatie geschikt?

Natuurbegraafplaatsen kunnen niet op elke locatie worden gevestigd. De lokale natuur moet voorop staan en niet alle natuur verdraagt het bijvoorbeeld dat er een paar keer per week overdag een groep mensen afscheid komt nemen in dat gebied. IJsvogels en addertjes bijvoorbeeld willen overdag niet gestoord worden. Als die in een natuurgebied zitten, dan kan daar dus geen natuurbegraafplaats komen.

Ook zijn veel gebieden te nat om er begraven te kunnen worden. Als een gebied een te hoge gemiddelde grondwaterstand heeft, dan kan er een ongewenste besmetting van het oppervlaktewater ontstaan.

Voordat er een natuurbegraafplaats geopend kan worden moeten eerst nauwkeurig onderzocht worden of deze locatie wel geschikt is.

Locaties die wel geschikt zijn, zijn veelal locaties waar men relatieve droge gronden heeft, met weinig voedingsstoffen. Dit zijn juist de gebieden waar van oudsher natuurgebieden zijn ontstaan, omdat de grond minder geschikt was voor landbouw.

Martin Binder:

“Met de natuur staat voorop, bedoelde ik dat ik het liefste begraven wil worden in de natuur en niet op een begraafplaats. Planten en dieren moeten daar voorrang krijgen.”

In Nederland is alle natuur aangelegd

In Nederland hebben we geen oerbos meer. Onze natuurgebieden in Nederland zijn dus allemaal door mensenhanden aangelegd. Dat geldt dus voor zowel de Kampina, als de Hoge Veluwe en het bos of natuurgebied bij u om de hoek. Voor het ontwikkelen van nieuwe natuurgebieden in Nederland is te weinig geld. Het aanleggen van een natuurbegraafplaats zorgt ervoor dat er een nieuw mooi natuurgebied ontstaat. Ga gerust eens kijken bij Schoorsveld, De Utrecht, De Hoevens en Maashorst. Dit waren voorheen deels landbouwgebieden, deels eenvoudig productie bos. Op al deze locaties is de natuur flink onderhanden genomen. Het zijn alle vier prachtige gevarieerde natuurgebieden geworden met volop kansen voor bijzondere dieren en planten.

De invloed van een natuurgraf op het milieu

Een natuurgraf verstoort tijdelijk het milieu. Eén of twee dagen voor de uitvaart wordt op de juiste plek een graf gegraven en bekisting aangebracht. Na de uitvaart wordt het zand terug geplaatst en daarna de bovenlaag. Als dit zorgvuldig gebeurd dan herstelt de natuur zich erg snel en kun je al na enige weken het graf nauwelijks nog herkennen.

Als het graf open ligt, dan kun je goed zien hoe kwetsbaar onze natuur eigenlijk is. De natuur zit meestal in de bovenste 20 tot 50 cm onder de oppervlakte. In droge natuurgebieden zit daar onder vrijwel niks. Geen plantjes, geen wortels, geen wormen: vooral zand of grond.

Op sommige plaatsen in de natuur gaat de natuur een stuk dieper. Het betreft o.a. de wortels van bomen en de burchten van dassen. Op die plekken worden dan ook geen natuurgraven gemaakt. Dat zou de natuur verstoren.

Het zorgvuldig omgaan met die kwetsbare bovenlaag is iets waar natuurbegraafplaatsen goed op zouden moeten letten. Als er niet zorgvuldig met die bovenlaag wordt omgegaan, dan krijg je hetzelfde effect als bij allerlei mini brandjes. De bovenlaag is plaatselijk vernietigd en het duurt maanden voordat het op die ene plek is hersteld. Omdat er veel uitvaarten op natuurbegraafplaatsen zijn, moet je dus altijd zorgvuldig met de bovenlaag omgaan.

Er zijn allerlei onderzoeken gedaan naar de milieu belasting van cremeren, begraven en ook natuurbegraven. Het ene onderzoek geeft aan dat cremeren het meest milieu belastende is en het ander geeft aan dat de rouwstoet het meest vervuilende is. Wij menen dat een lichaam onderdeel is van de natuur en biologisch afbreekbaar is. Onderzoeken hierover vindt u in onze rubriek: In het nieuws.

De mythe van de gravende dieren

Een aantal malen is in de media en op internet gesuggereerd dat allerlei dieren de overblijfselen van mensen zouden opgraven en met botten door de natuur zouden gaan lopen.

Allereerst willen we opmerken dat dit in Engeland waar al honderden natuurbegraafplaatsen zijn, dat dit niet of nauwelijks gebeurd. Maar het is ook uit te leggen. De overledene worden begraven in kisten of lijkwades die op een diepte van meestal meer dan 120 cm liggen.

Alle gravende dieren (dassen, vossen, loslopende honden of everzwijnen) zijn gewend hun voedsel aan te treffen in de bovenste 20 – 50 cm onder het oppervlak. Ze hebben daaronder helemaal niets te zoeken.

Op meer dan de helft van de natuurbegraafplaatsen kun je dassenburchten aantreffen. Dat gaat heel goed samen. Als de mensen naar huis zijn, is ’s avonds het terrein aan de dassen en andere nachtdieren. Honden moeten op de natuurbegraafplaats aangelijnd zijn. Vossen en everzwijnen kunnen als passanten op de natuurbegraafplaatsen vertoeven. Overdag zullen ze een rustiger en beschut plekje zoeken. Die zijn normaal gesproken buiten de natuurbegraafplaatsen.

Het probleem van everzwijnen is niet dat ze 1,2 meter diep zullen graven om er vervolgens achter te komen dat de overblijfselen goed verpakt zijn in een kist of lijkwade. Het zijn uiterst slimme dieren. Het probleem is wel dat ze de bovenlaag omwoelen op zoek naar voedsel. Dat zorgt ervoor dat de bovenlaag er slordig uit ziet hetgeen onprettig is voor nabestaanden en bezoekers en verder woelen ze paden om, waardoor het terrein minder goed begaanbaar is voor mensen.